Geschiedenis van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS)
Van verenging van alle Nederlandstalige universiteitsstudenten in België in 1938, tot vertegenwoordiging van alle studenten aan hogescholen en universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap.
In 1938 stond VVS voor Vereniging der Vlaamse Studenten, wat later de Vereniging van Vlaamse Studenten werd. Deze overkoepeling had na verloop van tijd alle Nederlandstalige (Vlaamse) studenten in België als lid. Dit lidmaatschap was automatisch, studenten konden zich echter wel uitschrijven. De vertegenwoordiging gebeurde via vier en later, met de hogescholen erbij, via vijf centra: de lokale studentenoverkoepelingen. Dit betekent dus dat alle Vlaamse studenten lid waren maar geen directe inspraak hadden.

Met de links-radicale tendens binnen VVS werd dat automatisch lidmaatschap vanaf 1970 in vraag gesteld. Van automatisch lidmaatschap evolueerde VVS in 1977 naar een exclusief individuele studentenvertegenwoordiging. Dit ondergroef de slagkracht van VVS meer dan 16 jaar lang en resulteerde wegens het gebrek aan een volwaardig beleidsorgaan en een onderhandelaar voor de studenten in Vlaanderen in een ernstig democratisch deficit.
In 1993 sloegen de nog bestaande studentenraden de handen terug in elkaar en maakten VVS terug een exclusieve overkoepeling van lokale studentenraden. Dit resulteerde na zes jaar volwaardige werking op Vlaams niveau en in alle hoger onderwijsmilieus in 1999 in de officiële erkenning van VVS als de Vlaamse studentenoverkoepeling. Vooreerst maakte de Vlaamse regering bij decreet bekend dat ze studenten- en scholierenoverkoepelingen wilde erkennen als officiële adviesorganen. Dit decreet was op het lijf geschreven van VVS en VVS werd dan ook als zodanig erkend.
Om het nieuwe elan van VVS compleet te maken, kwam er een nieuwe huisstijl en in 2000 werd VVS herdoopt tot ‘Vlaamse Vereniging van Studenten’.
Maak kennis met bekende oud-VVS-ers
Vertegenwoordiging of voorhoede: De Vereniging van Vlaamse Studenten, 1938-1977
Een studentenoverkoepeling heeft twee centrale functies: enerzijds het vertegenwoordigen van haar achterban tegenover de academische en politieke overheden en tegenover andere maatschappelijke geledingen, anderzijds het ondersteunen en coördineren, vaak ook engageren en leiden van studenten in gemeenschappelijke (protest)acties. Bij de Vereniging van Vlaamse Studenten (VVS), de representatieve vertegenwoordiger van alle Nederlandstalige studenten in België, werd het moeizame evenwicht tussen deze twee functies tijdens de jaren zestig doorbroken. De VVS-leiding liet het Vlaams-radicale – en gaandeweg ook meer en meer sociale – engagement prevaleren. Dat maatschappelijke engagement leidde, na de studentencontestatie, tot het uiteenvallen van VVS. De sociale betrokkenheid en de daaruit voortvloeiende politisering van de vereniging waren immers nefast voor haar representatieve functie en mondden uiteindelijk uit in het verdwijnen van VVS als studentenkoepel. In dit artikel zal worden onderzocht hoe en waarom deze evolutie van representatieve overkoepeling naar linkse voorhoedeorganisatie zich heeft kunnen voltrekken.
De moeilijke jaren ’80
Het begin van de jaren tachtig zijn voor VVS een groot zwart gat, zowel in het geheugen van de studentengeneraties als in de archieven. VVS was verengd tot een vereniging van – voornamelijk Gentse – progressieve studenten dat zich enkel door haar syndicalistisch concept van politieke studentenverenigingen onderscheidde.
Onder initiatief van de Leuvense Algemene Studentenraad startte de Vlaamse Studentenfederatie (VSF) in april 1983 haar werking op. VSF kreeg voet aan de grond in de universiteiten van Antwerpen, Diepenbeek en Leuven terwijl VVS vooral in Gent en Brussel actief was. Binnen VVS leerde men hierdoor al snel dat VVS terug één ‘grote’ en representatieve organisatie moest worden. Alle andere vormen van werking hadden de vertegenwoordigingssituatie van de studenten geenszins verbeterd. In 1986 werd het failliet van alle andere soorten van studentenvertegenwoordiging hard aangetoond. Het Sint-Annaplan van de door studentenvertegenwoordigers nog steeds met misprijzen bejegende Minister van Onderwijs Daniel Coens verhoogde de inschrijvingsgelden zwaar en sneed hard en diep in de gelden die de democratisering van het onderwijs moesten bevorderen. Sommige universiteiten zagen hun sociale betoelaging met de helft of meer dalen (de helft in Leuven en tot 60% aan de Antwerpse instellingen). Het studentenprotest gebeurde in gespreide slagorde (VVS, VSF en een Nationaal Aktiekomitee). VVS slaagde er in die tijd weinig tot niet in de studenten aan een zeel te doen trekken. (Hoogtepunt van het studentenprotest vormde trouwens de bezetting van het kabinet van minister Coens.) Bovendien werden de studenten tegelijkertijd verzwakt door een slepende numerus clausus-discussie en gedurende de hele jaren tachtig geconfronteerd met een sluipende besparing op de studiebeurzen aangezien die slechts sporadisch werden geïndexeerd. Ondanks dit alles slaagde de Vlaamse studenten er niet in terug met één heuse overkoepeling op de voorgrond te treden.
Een grote stroming van studentenvertegenwoordigers ijverde voor een nieuwe VVS, de OVVS zoals ze in de archieven kan worden teruggevonden: de Overkoepelende Vereniging van Vlaamse Studenten. In januari 1988 was het zover: een statutenhervorming maakte van VVS een apolitieke, zuiver belangenverdedigende koepel die op papier alle Vlaamse studenten, zonder een gekleurd politiek engagement, zou moeten kunnen vertegenwoordigen. Het overkoepelingssysteem werd gekopieerd van de Britse en Scandinavische nationale overkoepelingen: lokale studentenkoepels (nu studentenraden genoemd) konden geassocieerd lid worden van VVS. Daarnaast bleef het systeem van individueel lidmaatschap bestaan. Voor 50 BEF was je als individu een VVS-er.
Na aanslepende onderhandelingen – er heerste aanvankelijk immers vooral in de VSF-steden Leuven en Antwerpen argwaan tegenover de bedoelingen van de als uiterst links bekendstaande VVS – zouden al snel de meeste van de lokale studentenraden van de Vlaamse universiteiten en hogescholen tot deze nieuwe gedepolitiseerde VVS toetreden.
De remonte van de jaren ’90
Door haar geschiedenis stonden de studentenraden in de jaren nogal achterdochtig tegenover VVS. Dit uitte zich in de eerste plaats in de formele werking van VVS en in de statuten van VVS. Belangrijk verschil in de werking van VVS met haar verleden was de rationale achter het werken met een vzw-structuur. In 1959 waren het nog vooral juridische redenen om VVS om te vormen tot een vzw. Op zich had die vzw-structuur weinig effect op VVS noch in structuur noch in werking. De echte werking van VVS zat in feite buiten de formele vzw-structuur. Daar was nu echter een belangrijke verandering in gekomen. Nog steeds is het zo dat de werking en de structuur van VVS strikt in overeenstemming is met de vzw-wetgeving. Verder stonden er in de statuten een aantal zaken die duidelijk wijzen op het wantrouwen van de studentenraden ten aanzien van de VVS-leiding. In de formele vzw-structuur was die VVS-leiding dus de Raad van Beheer. De bevoegdheden bijvoorbeeld konden gelezen worden als een lijst van plichten waarin de rechten totaal afwezig waren.
In maart 1992 splijt VVS door spanningen tussen de vertegenwoordigers van de universiteitsstudenten en de hogeschoolstudenten. De universiteitsstudenten van UIA, RUCA, UFSIA, KUB, RUG en KUL richtten daarop de Vlaamse UniversiteitsStudenten (VlUS) op. Maar nieuwe plannen om een numerus clausus in te voeren noopten tot samenwerking tussen VVS en VlUS en leidden in april 1993 tot de ontbinding van de VlUS en een hergroepering van de studentenraden in VVS. In 1994 ondergaat VVS weer een grondige gedaanteverandering. In de statuten wordt VVS als Studentenvakbeweging geschrapt. Dit betekent echter niet dat het individuele lidmaatschap naast het geassocieerde wordt afgeschaft. Verder stelt VVS zich meer top-down op want er kunnen lokaal VVS-geledingen worden opgericht. Maar de twee meest verregaande veranderingen hadden te maken met de bestuursmandaten en de centrales. In de eerste plaats werd in artikel 8§4 opgenomen dat een nationale bestuursfunctie binnen VVS niet kan gecombineerd worden met een mandaat bij een officiële politieke partij of haar jongerenorganisatie. Dit kwam door het politiek linkse verleden en het feit dat binnen de VVS-werking van het jaar voordien een woordvoerder uit de VLD-jongeren kwam. VVS kreeg al snel het etiket “Vroeger rood, nu blauw” en wilde daar volgens voorzitter Jorn De Cock (1993-1994) snel vanaf. Ten tweede kregen de centrales een opwaardering. Binnen VVS was aangetoond dat de drie centrales (hoger onderwijs korte termijn (HOKT), hoger onderwijs lange termijn (HOLT) en UNIEF) elkaar werkelijk naar het leven konden staan en zelfs VVS konden platleggen. Om dit te voorkomen werd het volledige subsidiariteitsprincipe ingevoerd. Dit gebeurde niet alleen door problemen met standpunten maar ook aangezien enkel de centrales en dus niet de studentenraden afgevaardigden stuurden naar de Nationale Algemene Vergadering. Hierdoor mochten centrales (ook extern) een eigen beleid voeren en kregen zij elk een lid in de Raad van Beheer en hadden ze bovendien vetorecht in de NAV. Hieruit blijkt dat VVS nu ook een overkoepeling van hogeschoolstudenten was geworden en dit was ook te merken in de activiteiten. Sociale betoelagingen (die aan de hogescholen onbestaande waren in de jaren ’80) voor alle studenten vormde zowat de meest belangrijke eis van VVS begin jaren ’90. In 1992 konden regionale netwerken dan uiteindelijk op 3000 BEF per student rekenen indien ze echt samenwerkten en indien ze 1000 BEF per student er bovenop toelegden. Bovendien volgde er in 1993 de voorbereidingen voor een allesomvattend en op de leest van het universiteitsdecreet van 1991 geschoeid hogeschooldecreet. VVS verzette zich tegen de weinig onderbouwde (onderwijs)inhoud, de enveloppefinanciering en de beperkte omschrijving van de studentenraad. Voor het overige zag VVS hier ook wel een kans. Het aantal hogescholen dat sinds de jaren ’60 exponentieel was toegenomen tot het niveau van 167 zou gereduceerd worden tot 29. Sterke lokale studentenraden zouden hiervan het gevolg moeten zijn en bovendien zou VVS die studentenraden makkelijker moeten kunnen bereiken.
Om dit te faciliteren begon VVS met de Ronde van Vlaanderen. Dit hield in dat de voorzitter met de voorzitters van de HOLT- en HOKT- centrales alle studentkoepels aan hogescholen in Vlaanderen aandeden om hen tot aansluiting bij VVS te overhalen en hen op de hoogte te brengen van actuele dossiers in het hogeschoolonderwijs.
Het geniaalste idee van de jaren negentig kwam echter van de voorlaatste gedetacheerde van VVS. Alex Polfliet vond namelijk dat het tijd werd dat VVS er voor zorgde dat ook de scholieren op een eigen Vlaamse overkoepeling konden rekenen. Toen het numerus clausus-debat in 1996 terug in alle hevigheid losbarstte, merkten de VVS-ers al snel dat het moeilijk was om de scholieren te mobiliseren, laat staan ze te bereiken. Binnen VVS begon men te spelen met het idee om een tweede VVS op te richten die initieel binnen VVS actief zou zijn. VVS zou daar dan staan voor Vlaamse Vereniging van Scholieren. Uiteindelijk werd het eind 1997 de Vlaamse Scholierenkoepel dat in november 1998 met de hulp van VVS haar eerste scholierencongres organiseerde. Vanaf 1 januari 2000 werd VSK financieel en organisatorisch volledig onafhankelijk van VVS en zette het zijn eerste stappen zonder bemoederd te worden door VVS.
VVS vond ondertussen eind 1999, begin 2000 een nieuwe adem. De studentenraden geraakten terug zeer gemotiveerd om VVS hun enige spreekbuis te maken en VVS kreeg de kans zich als zodanig te positioneren. De verschillende actoren begonnen VVS op gelijke hoogte als Vlir en Vlhora te plaatsen. Dit was vooral, maar niet enkel, te wijten aan de erkenning van VVS door het departement Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de daaraan verbonden geldelijke ondersteuning. VVS was eindelijk in staat om het systeem van gedetacheerden achter zich te laten en stafmedewerkers de beleidsvoorbereiding te laten doen. De eerste twee stafmedewerkers, Axel Aerden en Pieterjan Van Broeckhoven, waren bovendien al jaren actief in de studentenbeweging. Vooral dit laatste maakte VVS voor de studentenraden terug de draaischijf voor info en expertise.
Nieuw millenium, nieuwe VVS: een nieuw begin
De hele twintigste eeuw had VVS als volledige naam ‘Vereniging van Vlaamse Studenten’. In december 2000 werden de statuten van de vzw aangepast en meteen ook de naam aangepast naar ‘Vlaamse Vereniging van Studenten’. Dit was iets dat al langer in VVS sluimerde. Lokale studentenvertegenwoordigers hadden reeds vroeger opmerkingen gemaakt over die achterhaalde naam. De historische betekenis werd nog wel begrepen maar ondertussen verdedigde VVS niet enkel de Vlaamse studenten in België. VVS verdedigt nu ook de Franstalige en de buitenlandse studenten die in Vlaanderen studeren en binnen België is VVS de Vlaamse overkoepeling.
Voorzitters van 1973 tot 2016
- 2015-2016: Jonathan Hooft
- 2014-2015: Bram Roelant
- 2013-2014: Bram Roelant
- 2012-2013: Anke Van den Bergh
- 2011-2012: Michiel Horsten
- 2010-2011: Tom De Meyer
- 2009-2010: Julie De Fraeye
- 2008-2009: Gertie De Fraeye; Klaas Keirse (maart – augustus)
- 2007-2008: Ward Poelmans
- 2006-2007: Hans Plancke
- 2005-2006: Jan Fabry
- 2004-2005: Ton van Weel, Jr.
- 2003-2004: Joris Roos
- 2002-2003: Joris Roos
- 2001-2002: Veronique Volders
- 2000-2001: Rob Tilmans
- 1995-1996 Jan Fransen
- 1994-1995 Toon Van Agt
- 1993-1994 Jorn De Cock
- 1987-1988 Luc Van Overberghe
- 1986-1987 Glenn Rayp
- 1985-1986 Stefan Meeus
- 1984-1985 Geert Mareels
- 1983-1985 Geert Mareels
- 1982-1983 Johan Dhondt
- 1981-1982 Philippe Bergez
- 1980-1981 Pat Eggermont
- 1979-1980 André Rubbens
- 1978-1979 Stef Debusschere
- 1977-1978 Jo Algoed
- 1976-1977 Johan Van Hecke
- 1975-1976 Tuur Devens
- 1974-1975 Luc Lever
- 1973-1974 Louis Van Dievel