We moeten het eens hebben over de slaagkansen in het hoger onderwijs
Maandag lanceerden we ons standpunt waarin we een volwaardig oriënteringsbeleid eisen voor elke leerling, specifiek voor leerlingen uit het technisch en beroepsonderwijs. We hebben hier heel wat positieve reacties op gekregen die aantonen dat het thema leeft en de nodige aandacht verdient, maar ook enkele reacties die de ongelijke behandeling van jongeren goedpraten. Daarom gaan we even in op enkele artikels in de media om bepaalde zaken duidelijk te stellen over het standpunt van VVS.

Contactpersoon: Joris Nitelet, bestuurder VVS
Bereikbaar via 0495 26 68 88 of via joris.nitelet@vvs.ac

In dit artikel wordt de indruk gewekt dat leerlingen Latijn moeten kiezen om te slagen in het hoger onderwijs. Een student die Latijn heeft gedaan slaagt niet even vlot voor elke opleiding in het hoger onderwijs, noch heeft een jongere die Economie-Talen heeft gedaan slechts 20% slaagkans in elke opleiding. Het hangt af van de specifieke opleiding waarvoor ze kiezen. In de talenopleidingen in het hoger onderwijs hebben zij bijvoorbeeld wel mooie slaagcijfers. Het narratief dat maar één richting, los van alle interesses, leidt naar studiesucces in het hoger onderwijs, klopt niet.
In onze maatschappij is het beeld ontstaan dat Latijn doen het hoogst aangeschreven is en dat Humane Wetenschappen of Economie-Moderne Talen behoren tot “de vuilbak van ASO”. Dat beeld is compleet fout en contraproductief. Op die manier kiezen leerlingen niet ten volle op basis van hun interesses en competenties. Wij horen jongeren aan te moedigen om zich te verdiepen in wat hen interesseert, en de school moet ervoor zorgen dat jongeren in een opleiding met doorstroom- of dubbele finaliteit ook effectief kunnen doorstromen naar een richting die goed aansluit bij hun interesses na een goede oriëntering gebaseerd op sterktes en interesses.
In dit artikel stelt men dat de meest intelligente leerlingen kiezen voor Latijn. De slimste leerlingen zitten echter niet altijd in deze richting, en ze horen ook niet allemaal in dezelfde richting. Het is onmogelijk dat alle intelligente leerlingen toevallig dezelfde onderwerpen interessant vinden. We mogen intelligentie ook niet zo eng bekijken, zo zijn er heel wat leerlingen in meer kunst- of technische opleidingen die op een heel andere manier intelligent zijn dan de standaardtesten die enkel taal en wiskunde meten.

Leerstof verwerken en examens afleggen is de basis van opleidingen in het hoger onderwijs. Bepaalde opleidingen in het secundair onderwijs bereiden leerlingen hier meer op voor dan anderen. Jongeren uit opleidingen die gericht zijn op de arbeidsmarkt hebben hier veel minder ervaring in. Dat betekent dat zij deze vaardigheden moeten verwerven tijdens hun studies in het hoger onderwijs. Zij krijgen ook minder uren Nederlands en wiskunde, wat gelinkt is aan academische prestaties. Deze leerlingen starten dus meteen met een achterstand die zich vaak vertolkt in een langere studieduur. Toch behalen velen van hen uiteindelijk een diploma.

Heel vaak wordt er over een ‘slaagkans’ gesproken waarbij men het diploma in de voorziene studieduur behaalt. Dat is niet voor elke student evident, zeker voor studenten die in opleidingen zitten met arbeids- of dubbele finaliteit. Zij worden niet even goed voorbereid en begeleid voor verdere studies, waardoor ze soms iets langer doen over hun hogere studies. Sommigen zullen ook nog eens veranderen van opleiding, maar dat haalt niet weg dat zij vaak wel een diploma hoger onderwijs behalen. Willen we jongeren deze kans ontzeggen?